|
De tuin | ||||||||||||
A P P E L S E N P E R E N I N D E P E L G R I M S P O O R TDe eerste tuin was een Godgeschenk. Alle tuinen zijn kopieën van het Paradijs. De Middeleeuwse tuin werd aangelegd als een doolhof, waar men geneeskrachtige planten, fruit en groenten kon vinden. Tussen de spaken van een karrenwiel werden de zaden gestrooid. Ieder kruid een eigen plek. Kasteeltuinen met bloemen lagen binnen de muur. Buiten de muur ontstonden boomgaarden en bloemenweiden van elkaar gescheiden door hagen. |
||||||||||||
|
G R O E N E S A L A D EAzuurblauw is de lucht. Het hommeltje vliegt van lavendel naar roos. Met een tussenlanding op de goudsbloem. Calendula of goutbloeme zal men ‘Gheeten ende wel ghewreven, salmense jeghen venijn gheven. Zo dichtte de dertiende eeuwse Jacob van Maerlant in zijn Der Naturen Bloeme. De goudsbloemhoofdjes verlichten brandwonden, zweren, wratten en nog veel meer. Ik waan me in een Middeleeuwse tuin, want ook zuring, paardebloem en brandnetel tieren welig. ‘Onkruid bestaat niet!’, roep ik in een variant op ‘onkruid vergaat niet’. Er zweeft distelpluis. Ik koester me in de felle lentezon. Dan zakt de zon en is het tijd voor een groene salade van vastengroenten, zoals die tussen carnaval en Pasen werd gegeten. Ik haal een vergiet en ga door de knieën… |
|||||||||||
Disclaimer Contact Colofon Tell a friend |